zondag 1 september 2019

Bijgedachten - een Striprecensie


Ik heb het niet vaak, maar soms heb ik na het lezen van een strip of grafische novelle zoiets van; wat moet ik hier mee… Na het lezen van het album ‘Bijgedachten’ had ik dat ook. Het gevoel van niet weten wat ik er mee aan moet hoeft trouwens niet altijd te betekenen dat het een slechte strip is. En eigenlijk om heel eerlijk te zijn had ik dat gevoel al moeten zien aankomen bij het lezen van de titel; ‘Bijgedachten’. Het is niet een woord wat ik dagelijks gebruik en mijn eerste associatie bij dat woord was het afdwalen van gedachten. Misschien is het een wat ouderwets Nederlands woord want de Dikke Van Dale op internet kent het niet. Maar goed, genoeg afgedwaald. Waar gaat het verhaal over.

Het gaat over relaties. Wat is, wat had kunnen zijn, wat nooit geweest is en wat nooit geworden is. Niet noodzakelijk in die volgorde. Het is niet mijn favoriete onderwerp, maar schrijver en tekenaar Niklas Asker begint zijn bijgedachten op een interessante manier. We krijgen een telefoon gesprek voor geschoteld, maar onduidelijk is wie het gesprek voert. Asker heeft goed gebruik gemaakt van het feit dat je, in tegenstelling tot in een film, personages in een strip niet kunt horen. Hij maakt ook goed gebruik van het feit dat je, in tegenstelling tot in een boek, de personages wel kunt zien. Maar zoals meeste striptekenaars gebruikt hij dezelfde techniek als bij film wordt gebruikt. Door niet alles gelijk met beelden alles te verklappen maakt het mij als lezer toch nieuwsgierig.
Hoewel je op een gegeven moment wel weet wie de hoofdpersonages zijn weet hij door middel van twee verhaallijnen door elkaar te weven het toch interessant te houden.

Askers realistische tekenwerk komt in zwart/wit goed uit. Zwart/wit doet me altijd denken aan het werk van Bernie Wrightson en Charles Burns. Ik heb altijd al een zwak gehad voor tekenaars die hun zwarten en witten zo optimaal kunnen gebruiken dat er een perfecte illustratie ontstaat. Maar een vergelijking zou in dit geval ongepast zijn want ‘Bijgedachten’ is een totaal ander genre en aan dit soort meesters kun je moeilijk tippen. Maar de Zweedse Niklas Asker is nog jong en ik hou het niet voor onmogelijk dat hij het niveau van Wrightson en Burns ooit nog wel eens zou kunnen halen.

Als ik deze grafische novelle uit heb twijfel ik of ik er een recensie over zal gaan schrijven. ‘Bijgedachten’ is een verhaal zonder humor, maar ook zonder moraal, zonder relatie tips of wat voor tips dan ook. ‘Bijgedachten’ is een album met… bijgedachten. Tja ik kan niet anders zeggen dan; een goed bedachte titel voor een strip die, ondanks het onderwerp, toch lekker weg leest.


maandag 1 juli 2019

Manuel Montano: De Bron van de Nacht - Een Striprecensie



“Ze loven een vermogen uit voor degene die iets voor hen vindt. Wat was het ook weer? O ja, De bron van de nacht!

Je hebt zo van die dingen, je wil iets doen en telkens komt er iets tussen. Dat heeft privé detective Manuel Montano nu ook. Montano, die een behoorlijke huurachterstand heeft, kan dat beloofde vermogen goed gebruiken. En als detective is hij vaak in de nachtelijke uurtjes op pad. Dus de bron van de nacht vinden moet voor hem een makkie moeten zijn zou je zo denken. Maar elke keer komt er een zaak tussen. Als ie het geld wat ie daarmee verdiend niet met kaarten weer zou verspelen zou ie dat vermogen wat met het vinden van die bron te verdienen valt niet nodig hebben. Ondanks dat hem de nacht toch intrigeert komt het er niet van om het mysterie rond de bron van de nacht op te lossen.


“De bron van de nacht” bevat een groot aantal korte verhalen. Montano moet vooral kleine zaken onderzoeken die hem op de vreemdste plekken doen belanden en waarin hij de eigenaardigste mensen ontmoet. Hoewel hij met zijn trenchcoat en deukhoed het imago van Humphrey Bogart lijkt aan te nemen wil hij zeker geen ‘tobberige detective’ a la Philip Marlowe zijn. Ik vind het wel wat hebben al die kleine schijnbaar onbelangrijke zaakjes waar Montano zich mee bezig houdt. Hoewel het geen humoristisch album is gebeuren er toch grappige dingen die mij een glimlach op mijn gezicht bezorgen. Het zijn de dingen uit het dagelijkse leven van een privé detective. Alle verhalen gaan ook meer over het leven van Montano zelf dan over het oplossen van een mysterie of ook maar het ontdekken van dingen waarvoor hij is ingehuurd.


Ik vind dat Fernando Luna leuke verhaaltjes heeft geschreven. Ik vraag me trouwens af of dat Luna zijn echte naam is. Luna is namelijk Spaans voor maan, zou hij de bron van de nacht zijn?  Voor zover ik weet heeft hij alleen maar “De bron van de Nacht” geschreven.
De tekeningen zijn van Miguelanxo Prado. Hij houdt vast veel van vrouwen want die tekent ie behoorlijk realistisch. De mannen zijn wat karikaturaler getekend. Maar wat mij betreft hoeft een strip er niet altijd realistisch en gelikt uit te zien.


Voor zover ik weet is dit het enige Manuel Montano album. Wat mij betreft hadden dat er wel meer mogen zijn. Ik heb me zeker prima vermaakt met “De bron van de nacht”.

zaterdag 1 juni 2019

De Vier Hoeken van de Wereld - een Striprecensie


“… En zo leven we hier met nomaden van de Hoggar, Fransen en inboorlingen door elkaar, in dit prachtige gebied en vervullen we namens Frankrijk onze beschavingbrengende rol! Dat is natuurlijk onze versie van de geschiedenis… Die van de overwinnaars want de overwinnaars zijn degenen die de geschiedenis schrijven, nietwaar?”


Met deze woorden legt kapitein Barentin in 1913 uit wat de Fransen in de Sahara komen doen. De wat cynische ondertoon geeft goed weer wat voor soort mens Barentin is. Hij is de Franse Lawrence of Arabia. Net als Lawrence voelt Barentin zich nauw verbonden met de Arabieren en de Arabieren op hun beurt hebben, net zoals ze hadden bij Lawrence, groot respect voor Barentin.


Vanaf 1881 had Frankrijk geleidelijk aan een groot aantal kolonies in Noord Afrika verworven, waarvan de laatste in 1911 toen een deel van het huidige Marokko werd veroverd. Aangezien de Fransen grote moeite hadden om controle uit te oefenen op de diverse volkeren die er leefden werd besloten de nomaden te gebruiken om meer grip te krijgen op de bevolking. Iemand die groot respect genoot van de lokale bevolking kwam daarbij natuurlijk goed van pas.


Het verhaal begint in 1919, een jaar nadat de Eerste Wereldoorlog beeïndigd werd, met de zoektocht naar kapitein Barentin en zijn manschappen. Tweede Luitenant Dupuy vertelt aan een nieuwe rekruut het verhaal van deze opmerkelijke kapitein van het Franse leger. In deze flash-back leren we ook meer over het leven van de verteller en zo ook over de relatie van de kolonisten ten opzichte van de Arabieren en vice versa.


Hugues Labiano, die zowel het verhaal heeft geschreven als te tekeningen heeft gemaakt, heeft ervoor gezorgd dat dit verhaal geen tweede Lawrence of Arabia is geworden. De mentaliteit van Barentin en Lawrence is hetzelfde en daar houdt de gelijkenis dan ook op. Het tempo van het verhaal is rustig, maar zeker niet saai te noemen. Hoewel ik er zelf geen liefhebber van ben begrijp ik de reden waarom Labiano gekozen heeft om flash-backs in flash-backs te gebruiken. In de grootste zandbak van de wereld is het enige wat je hebt om de tijd door te brengen de verhalen die je aan elkaar vertelt. Door zowel de strijd in de Sahara als de zinloze slachting aan het westelijke front te laten zien merken we dat het contrast tussen de twee werelddelen in die tijd niet groter kon zijn. Dezelfde oorlog, twee totaal verschillende omstandigheden.
Een soldaat aan het westelijk front merkt op: “Onze generaals zijn hun strategieleerboeken aan het lezen… en naar ’t schijnt lezen ze sneller dan dat ze begrijpen wat ze lezen!” En het resultaat is overal hetzelfde. Maar in de Sahara moet het strategieleerboek nog geschreven worden, dus de generaals doen maar wat daar.


Ik vind de realistische tekeningen van Labiano heel mooi. De personages hebben prachtige doorleefde koppen. Hij weet ook heel goed de emoties in de ogen weer te geven. Zo loopt één van de personages vrijwel voortdurend met een bedekt gezicht, maar uit alleen de ogen kun je zijn karakter en emoties opmaken. Ook wil ik de inkleuring van Jérôme Maffre even noemen. Hij geeft de term ‘in de hitte van de strijd’ een hele nieuwe betekenis. Wat je wel in andere oorlogsstrips ziet is dat de intensiteit van de strijd wordt weergegeven in het fel rood gekleurde rond spattende bloed dat in schril contrast staat met een donkere of grauwe omgeving. Maffre kiest ervoor om het bloed een donkerdere kleur rood te geven en de intensiteit van de strijd weer te geven in het feller maken van de kleuren die in de Sahara sowieso veelvuldig aanwezig zijn. Tijdens de strijd loopt op die manier de temperatuur in de Sahara, zowel in letterlijke als figuurlijke zin, behoorlijk op.


Hoewel me ontgaat waarom deze grafische novelle “De Vier Hoeken van de Wereld” heet vind ik dit een prachtige grafische novelle. Het is niet altijd een even vrolijk album, maar je kunt ook de gedachtegang van Barentin volgen: “Dromen doen je leven, de werkelijkheid doodt je”. Laten we dan maar dromen, zou ik zo zeggen.




woensdag 1 mei 2019

Harry Dickson: De Demon van Whitechapel - een Striprecensie



“Nu we verlost zijn van dat gevolg van de opkomst van het feminisme kunnen we wat inlichtingen gaan inwinnen over die beste Professor Richardson…”

In het verhaal “De Demon van Whitechapel”, het eerste deel uit de serie Harry Dickson, bevrijden twee wetenschappers per ongeluk een eeuwen oude demon. Als deze demon in het Londense Whitechapel dood en verderf zaait is het aan privé detective Harry Dickson om hem te vangen. Een lastige journaliste blijkt daarbij toch nuttiger te zijn dan Dickson in eerste had gedacht. Ik vergeef hem de hierboven geciteerde opmerking maar, omdat de meeste mannen in de begin jaren 30, waarin dit verhaal zich afspeelt, nog moesten wennen aan de gedachte dat vrouwen ook nog wel iets anders konden dan het huishouden en kinderen krijgen.



Ik ben niet zo heel erg onder de indruk van het verhaal. Het is vermakelijk, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Hoewel ik een goed verhaal toch wel één van de belangrijkste elementen in een strip vind, zijn er toch ook nog andere redenen waarom ik bepaalde strips verzamel.
De tijd waarin het verhaal zich af speelt bijvoorbeeld. Ik ben altijd al mateloos gefascineerd geweest in alles wat met de eerste 35 jaar van de vorige eeuw te maken heeft. De kans is dan ook groot dat ik een voor mij onbekende strip aanschaf als ik bij het doorbladeren bijvoorbeeld een oude automobiel, een dubbeldekker, een dame met een Louise Brooks bob of een man met een Fedora zie. En aangezien de tekening van Olivier Roman prima zijn heb ik wat dat betreft niets te klagen.



Maar er zijn ook andere dingen die deze strip leuk maken voor mij. De positie van de vrouw was drastisch aan het veranderen in die tijd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden vrouwen bewezen dat ze prima het werk van mannen konden overnemen en velen van hen lieten zich niet meer terug sturen naar het aanrecht. Het eerste, en zeker niet het onbelangrijkste, succes wat deze feministen boekten was het verkrijgen van stemrecht voor vrouwen. Maar hoewel ik mensenrechten en het democratische proces heel serieus neem moest ik toch wel grinniken om Dicksons opmerking over die lastige feministen. Wat zou hij hebben gezegd als hij wist dat Groot Brittanië ooit geregeerd zou worden door een vrouw.
Ook vind ik de vele verwijzingen naar zowel historische gebeurtenissen als andere detective fictie leuk.
Zo wordt er verwezen naar Jack the Ripper die in 1888 in Londen een aantal prostituees vermoorde en verminkte. Één van die slachtoffers was Annie Chapman die in Whitechapel werd vermoord. Het eerste slachtoffer van de demon uit “De Demon van Whitechapel” heet Anna Chapman.
Er wordt verwezen naar ontdekkingsreiziger Robert Falcon Scott die in 1910 aan een expeditie naar de Zuidpool begon en daarbij in 1912 het leven liet. Hij was erg populair bij de mensen en na zijn dood kreeg hij een heldenstatus. In 1948 werd de film ‘Scott of the Antarctic’, met John Mills in de titelrol, over deze expeditie gemaakt.



Op de titelpagina staat vermeld “Harry Dickson De Amerikaanse Sherlock Holmes” en er wordt ook meerdere keren naar deze beroemde detective van Sir Arthur Conan Doyle verwezen. Zo woont Dickson op 221B Baker Street. Het adres waar Sherlock Holmes ook woonde. Opmerkelijk is dat Mrs. Hudson sins de tijd van Sherlock Holmes nooit dood is gegaan of verhuisd want ze is nog steeds de hospita van 221B Baker Street. Nou ja het zou kunnen denk ik. Als ze in 1887, wanneer ze voor het eerst in een Sherlock Holmes verhaal voor kwam, 30 jaar was en dit Harry Dickson verhaal zich afspeelt in 1932 dan zou ze 75 zijn in dit verhaal. Maar zo te zien moet ze dan wel een hele lading botox hebben gebruikt.

Zo zijn er nog wel meer leuke verwijzingen te vinden in dit album.



Hoewel op de cover van dit album vermeld staat dat dit deel 1 is blijkt dit in werkelijkheid verhaal 4 te zijn. Het is wel de eerste Harry Dickson strip die bij uitgeverij Talent verschenen is. En om helemaal correct te zijn is dit het 180ste Harry Dickson verhaal. In 1907 begon de Duitse uitgeverij Verlagshaus für Volksliteratur und Kunst met de pulp (dime-novel series) “Detektiv Sherlock Holmes und seine weltberühmten Abenteuer”. Omdat de uitgeverij problemen verwachte met de copyrights werd de serie later omgedoopt tot “Harry Dickson der amerikanische Sherlock Holmes”. De naam Harry Dickson komt van Harry Taxon, die in de Duitse Sherlock Holmes’ Watson verving. En de Australische detective Allan Dickson, een creatie van Arnould Galopin.
De avonturen van Sherlock Holmes’ equivalent zouden in bijna 200 pulp magazines in Duitsland, Nederland, België en Frankrijk verschijnen. In Frankrijk werd de serie zelfs zo populair dat die zich kon meten met die van Sherlock Holmes en Arsène Lupin.



In 1986 begon Dargaud met vrije adaptaties van deze pulp detective uit te geven. En in 1992 begon uitgeverij Soleil een nieuwe Harry Dickson serie met gloednieuwe verhalen. Dit is dus de reden waarom er twee verschillende Harry Dickson strip series worden uitgegeven. Ook zijn niet alle strips in het Nederlands vertaalt en wijkt daarom de nummering van de Nederlandstalige albums af van die van de Franse. Ja het maakt het verzamelen er niet gemakkelijker op. Voor wie het nog aandurft, er is vorig jaar een nieuwe Harry Dickson strip verschenen; ‘Het goud van Malacca’. Verhaal 13 volgens de catalogus, maar ik durf het niet meer met zekerheid te zeggen.



maandag 1 april 2019

Enemy Ace - een Striprecensie



‘If any question why we died.
Tell them because our fathers lied.’

Dit schreef Kipling in 1915 toen hij hoorde dat zijn zoon, die aan het westfront vocht, vermist werd. Kipling weet in deze twee zinnen de kern van de oorzaak van niet alleen de Eerste Wereldoorlog, maar van alle oorlogen te vangen. Elk hoofdstuk uit ‘Enemy Ace’ begint met een citaat die gaat over deze verschrikkelijke oorlog.



Toen ik dit album voor het eerst opensloeg was ik zo onder de indruk van de illustraties dat ik er even stil van werd. En 20 jaar nadat ik ‘Enemy Ace’ voor het eerst gelezen had emotioneren me de tekeningen nog steeds. George Pratt, die naast de illustraties ook het verhaal heeft geschreven, stopt zoveel emotie in elke tekening dat het haast lijkt of ze in het heetst van de strijd door een soldaat aan het front gemaakt zijn. De actie spat van de pagina’s af zonder dat er sprake is van verheerlijking van geweld of sensatiebelustheid. Het zijn haast geen illustraties meer, maar ware schilderijen. Ik vind het razend knap dat Pratt zoveel spontaniteit in de tekeningen weet te stoppen en dat ze toch nergens slordig of onduidelijk worden.


Het verhaal gaat over een journalist die een Duitse Eerste Wereldoorlog veteraan interviewt voor een reportage over de allereerste gevechtspiloten. Langzaam komt de journalist, die zelf een Vietnam veteraan is, er achter dat in basis elke oorlog hetzelfde is. Elke oorlog begint zoals Kipling zo mooi beschreef en het resultaat is, afgezien van de herverdeling van land, elke keer hetzelfde. We weten het allemaal, maar het is altijd anders, moeilijker en aangrijpender voor de soldaten die de verschrikkingen hebben moeten doormaken. Toch heeft ‘Enemy Ace’ niet het cynisme van de grafische novellen van Tardi, de Franse autoriteit op het Eerste Wereldoorlog gebied in stripland.

‘Enemy Ace’ is zonder twijfel de beste Amerikaanse comic, of eigenlijk is het een grafische novelle op comic formaat, die ik tot nu toe gelezen heb.



vrijdag 1 maart 2019

Web of Mystery - een Striprecensie



De eerste Pulp magazines werden al in de laatste jaren van de 19e eeuw uitgegeven. Deze goedkope tijdschriften werden gedrukt op krantachtig papier gemaakt van het goedkoopste houtpulp. Het was lectuur voor de gewone man en die moest het natuurlijk kunnen betalen. Leesvoer voor Jan met de pet was er al vanaf de jaren 30 van de 19e eeuw in de vorm van de Penny Dreadful’s en Dime Novels, maar de nieuwe pulp magazines richten zich meer op lugubere en sensationele verhalen. Later werden van ontelbare thema’s series gemaakt. Je kan het zo gek niet bedenken of er was een serie van. Je kan het een beetje vergelijken met de talloze sploitationfilms die in de jaren 70 werden gemaakt, maar dan in tig meer variaties. In de jaren 30, toen de pulp magazine zijn piek had bereikt, werden er zo ongeveer 150 verschillende series uitgegeven.


In deze periode ontstonden ook de pulp comics. Aanvankelijk waren dit superhelden comics zoals Ōgon Bat (1931), in Japan, en Mandrake the Magician (1934), Superman (1938) en Captain Marvel (1939) in Amerika. Met deze comics zou de Golden Age of Comic Books beginnen.

Vanaf 1928 had A.A. Wyn’s Magazine Publishers onder de naam Periodical House al pulp fiction bladen en boekjes uitgegeven. In 1940 begonnen ze onder de naam Ace Magazines, met ‘Super-Mystery Comics’, ook strips uit te geven. In 1951 begonnen ze naast superhelden strips ook horror comics uit te geven. En zo verscheen in februari 1951 het eerste nummer van de Ace comic ‘Web of Mystery’.


In dit eerste nummer worden we getrakteerd op een mummy, rondwarende geesten, vampiers en een wel heel erge wrede hunchback die in het zwarte woud kerkklokken giet in plaats van rond hangt in de Notre-Dame.


Hoewel in 1951 het horror genre in de film al grotendeels over zijn hoogtepunt heen was waren er nog genoeg jongeren die nog wel geïnteresseerd waren in horror comics. Ik denk dat dat grotendeels komt omdat deze jongens en meisjes te jong waren om de horror klassiekers van o.a. Boris Karloff en Bela Lugosi gezien te hebben. De televisie was al wel uitgevonden en op 2 oktober 1951 werd de eerste landelijke tv uitzending in Nederland uitgezonden. In Amerika zal dat misschien wat eerder zijn geweest, maar ik denk dat we er wel van uit kunnen gaan dat de tv nog niet een veel verkocht product was in 1951. Dus verhalen over mummies, vampiers en geesten waren misschien wel helemaal nieuw voor ze. 



Wat me wel vaker is opgevallen aan dit soort pulp comics is dat de verhalen vaak verrassend goed zijn. Ze zijn kort en hebben daarom ook meestal een simpel plot. Ik vind dat dat vaak ook het beste werkt. Met films heb ik datzelfde gevoel en zijn strips niet in basis een soort storyboard voor een film die nooit gemaakt gaat worden?
Maar het meest briljante verhaal in dit nummer vind ik ‘Model for a Madman’ dat gaat over een kunstschilder die wel een heel erge vreemde eis stelt aan zijn modellen. Dit zijn de enige twee pagina’s in deze comic die geen illustraties bevatten. Normaal gesproken sla ik de gewone verhalen in comics altijd over, maar om een goede recensie van dit nummer te kunnen schrijven vond ik toch dat ik het moest lezen.
Het verhaal zit heel heel compact in elkaar, ontzettend compact eigenlijk. Er zit geen woord te veel en te weinig in. Het tempo is waanzinnig hoog, maar geen moment raak ik verward of de draad kwijt. Van dit verhaal zou je prima een strip van 48 pagina’s A4 formaat kunnen maken.


Wat ik altijd jammer vind aan dit soort pulp comics (en niet alleen de Amerikaanse, maar ook de Italiaanse) is dat vrijwel nooit bekend is wie de tekenaars ervan zijn. Ze waren in dienst van de uitgever dus ze moesten allemaal in dezelfde stijl tekenen en als je je niet kunt onderscheiden maakt het voor de lezer niet uit wie het heeft getekend. Sommige van die tekenaars worden later bekend doordat ze eigen albums hebben gemaakt die populair zijn geworden. Denk aan Wallace Wood en Milo Manara. En dan wordt het voor velen, waaronder ik, de moeite waard om te gaan uitpluizen wat ze hebben getekend in dienst van een studio. Gelukkig zijn er meer mensen die daarin geïnteresseerd zijn en hebben het uitzoekwerk, voor zover mogelijk, al gedaan.


Zoals ik al zei zijn alle verhalen in deze comic in dezelfde stijl getekend, maar als ik heel nauwkeurig kijk vind ik het tekenwerk van ‘Ghost Ship of the Caribbean’ het best. Vaak zie je dat de dames erg mooi zijn getekend en dat de mannen er een beetje ruw en bonkerig uit zien. Iemand vertelde me ooit dat dat waarschijnlijk komt omdat de tekenaar de mooiste tekeningen maakt van de onderwerpen waar hij van houdt. Klinkt logisch eigenlijk, maar het rare vind ik dan wel weer dat er in de meeste pulp comic verhalen maar één of hooguit twee vrouwen voor komen. De hulpeloze damsel in distress en een enkele keer een heks of zo. Maar laat ik het in historisch perspectief bekijken; het waren de jaren 50, de eerste feministische golf moest nog komen. Wat ik eigenlijk wil zeggen is dat zowel de vrouw als de mannen van Ken Rice, want het is vrijwel met zekerheid te zeggen dat hij ‘Ghost Ship of the Caribbean’ heeft getekend, er mooi uit zien.


De Golden Age of Comic Books zou duren tot 1953, het moment dat de United States Senate Subcommittee on Juvenile Delinquency werd opgericht om te onderzoeken wat de oorzaak van jeugdcriminaliteit was. Al snel werd geconcludeerd dat dat moest liggen aan de gewelddadige comics die jongeren lazen. In het onderzoek werden zelfs enkele Ace verhalen, waaronder ‘Web of Mystery’ nummer 19, als voorbeeld aangehaald. De commissie ging voor het gemak maar even voorbij aan het feit dat de insteek van Ace Comics was dat misdaad altijd bestraft moest worden. In 1954 publiceerde Wertham ‘Seduction of the Innocent’.  Hierin werd niet alleen bezwaar gemaakt tegen het geweld in comics, maar comics ook zou masturbatie en homoseksualiteit aanmoedigen. Batman en Robin waren blijkbaar homofiel omdat ze samenwoonden en Batman stond wat te vaak met de benen gespreid. Dat hij daarbij gewoon zijn broekje aan had en Robin gewoon zijn handen thuis hield maakte niet uit.


Het werd uitgeverijen die horror comics publiceerden haast onmogelijk gemaakt om nog door te gaan en het laatste ‘Web of Mystery’ nummer, het 29ste, verscheen in september 1955. De meeste uitgeverijen gingen zich meer richten op detective en science fiction comics. Pas vanaf halverwege de jaren 60 zou de horror comic langzaam weer terug komen.

vrijdag 1 februari 2019

De Dames van de Horizon - een Striprecensie



“U doet me meer denken aan een soort Hercule Poirot dan aan een purser, wiens taak het is de dames te laten dansen en te waken over het welzijn van de heren…”


Als ik dit album open sla heb ik het gevoel dat ik terug ga naar 1912, het jaar dat de onzinkbare Titanic toch bleek te kunnen zinken. Maar het schip, waar dit verhaal zich af speelt, blijkt niet de Titanic te zijn en is niet 1912 maar de jaren 50. Op de Horizon, zoals het schip heet, bevindt zich een bont gezelschap. De dames, die op de eerste pagina’s geïntroduceerd worden, doen vermoeden dat dit verhaal gaat over een weinig zeggend theekransje. Maar hoewel het tempo van het verhaal niet erg hoog ligt is dit allerminst een saaie grafische novelle. De dames praten over ogenschijnlijk onbelangrijke dingen waarvan ik het idee heb dat deze alleen noodzakelijk zijn om de personages meer diepgang te geven. Maar langzaamaan ontvouwd zich een complexer verhaal waarin niet alleen de Dames van de Horizon, maar ook vele andere opvarenden niet blijken te zijn wie ze zeggen te zijn.


Het gebeurt mij wel eens dat ik strips en grafische novellen van een aantal bepaalde tekenaars verzamel en er later achter kom dat veel van die strips geschreven zijn door dezelfde scenarioschrijver. Dit overkwam mij bij Pierre Christin, die het verhaal voor ‘De Dames van de Horizon’ heeft geschreven. In de jaren 90 ging ik alles van Tardi verzamelen, een van de eerste Tardi strips die ik kocht was ‘Gerommel in de Rouergue’. In dezelfde periode ging ik ook Bilal strips verzamelen, die ik later weer weg deed omdat Bilals kleuren me gingen deprimeren. Maar dat terzijde. Gecharmeerd door de pasteltinten van Annie Goetzinger, die ook ‘De Dames van de Horizon’ heeft getekend, kocht ik ook enkele albums van haar. Op deze manier kreeg ik ongemerkt ook een groeiend aantal albums in mijn collectie waarvan de verhalen door Christin waren geschreven. Toen ik merkte dat ik de verhalen van deze albums ook erg goed vond en er achter kwam dat ze allemaal door dezelfde man waren geschreven besloot ik alles van Pierre Christin te gaan verzamelen. Ik ben zelfs de Bilal albums die ik had weg gedaan weer opnieuw aan het aanschaffen.


Christin had al vaker met Goetzinger samengewerkt voordat ze in 1999 samen ‘De Dames van de Horizon’ maakten. Ik vind dat zijn schrijfstijl heel goed past bij de tekenstijl van Goetzinger. Of misschien is het wel andersom, ze vullen elkaar goed aan in ieder geval. Goetzingers prachtige realistische tekeningen in zachte vriendelijke kleuren passen precies bij het rustige tempo van het verhaal. ‘De Dames van de Horizon’ heeft een intrigerend plot dat prima zonder achtervolgingen en vechtpartijen kan.

dinsdag 1 januari 2019

Titanic - een Striprecensie

 

‘Één ding is zeker: er komt een moment waarop men niets meer heeft aan zijn dollars, zijn kasteel in de Bourgogne of zijn fabriek in het Roergebied…’

Deze uitspraak is misschien meer iets voor op een tegeltje, maar het is ook een waarheid als een koe en het geeft precies de kern van het verhaal van ‘Titanic’ weer. Hoewel deze grafische novelle zich afspeelt op het beroemdste schip dat ooit is gebouwd, is het geen uiteenzetting over het hoe en waarom de Titanic zonk of over de opvarenden en overlevenden. De fictieve personages in dit avontuur hebben zo hun eigen problemen, ambities en doelen in het leven waarvan wij als lezer natuurlijk al weten dat deze er snel genoeg helemaal niet meer toe zullen doen.


‘Als een drama de normale afmetingen van het aanvaardbare overschrijdt, verliest het verhaal van de acteurs onvermijdelijk alle subjectiviteit.’ Dwaa??? Oh ja het is een grafische novelle van Attilio Micheluzzi. Ik moet altijd even wennen aan zijn schrijfstijl. Gelukkig is zijn taalgebruik minder wollig in de rest van de strip en slaagt hij er buitengewoon goed in om een helder en goed te volgen avontuur te schrijven. Ook weet hij de tijdsgeest van 1912 goed weer te geven. Overal had je anarchisten die, ondanks dat ze allemaal zo hun eigen doel hadden, het er allemaal over eens waren dat de rijken de oorzaak waren van al hun problemen. En de rijken waren ook over de hele wereld hetzelfde. In Micheluzzi’s eigen woorden; ‘Algemeen wordt aangenomen dat materiële rijkdom straffeloos bepaalde overtredingen toestaat van wat men “de heersende zeden” noemt.’ Met een ander woord ook wel klassenjustitie genoemd. Het bestaat tegenwoordig ook nog steeds, maar met het verschil dat in 1912 de heersende klasse er nog op vertrouwde dat protesten met harde hand door de politie neergeslagen zouden worden. Maar daar zou snel genoeg verandering in komen want vier jaar later stak een Bosnische Serviër het lont in het kruitvat van de wereld aan.


Ik ben altijd mateloos gefascineerd geweest in de eerste 40 jaar van de vorige eeuw, maar gebeurtenissen die omhult worden door mysteries uit die periode vind ik nog het interessantst. Het is dus niet zo vreemd dat mijn interesse ook uit gaat naar de geschiedenis van de Titanic. Toen Micheluzzi’s grafische novelle in 1990 gepubliceerd werd waren er nog genoeg onopgeloste mysteries rond het zinken van de Titanic, maar Micheluzzi heeft er goed aan gedaan om de verleiding om daar wat mee te doen te weerstaan. Het zou het verhaal onnodig gecompliceerd hebben gemaakt. Hoewel ik een historische grafische novelle over de Titanic of een grafische biografie van kapitein Edward Smith’s laatste jaren erg interessant zou vinden. Het laatste zou ik zeker zeer waarderen omdat de goede man meer dan een eeuw ten onrechte vaak als schuldige is aangewezen. Zijn beslissing om sneller te gaan varen was niet genomen uit roekeloosheid, maar om zo het smeulende vuur in de kolenbunker te kunnen bedwingen. Het vervelende van dit soort mysteries is dat als er zo ontzettend lang gespeculeerd wordt en er zoveel theorieën zijn ontstaan, het moeilijk te accepteren is dat er een simpele verklaring is waar niet eenduidig één schuldige voor aan te wijzen is. Het maakt het des te moeilijker om iemands naam te zuiveren. Complot theorieën zijn zoveel interessanter. Ik moet eerlijk bekennen dat ik die ook interessanter vind, maar ik besef ook wel dat dingen in het echte leven vaak niet zo gecompliceerd zijn. De Titanic, het verhaal van hoogmoed, altijd groter, beter en luxer willen dat eindigde in een massagraf, blijkt nu in eens heel anders in elkaar te zitten. Maar, zoals wel vaker het geval is, dwaal ik nu af.


Micheluzzi’s realistische tekenwerk is weer prima. Enige kanttekening is dat ik de inkleuring hier en daar een beetje la la vind gedaan. Maar afgezien van dat vind ik dit het beste Micheluzzi album dat ik tot nu toe gelezen heb.